Aanlijnen
Bij de buitenschouw ten tijde van hoog buitenwater moeten de dijkwachters aangelijnd lopen. De gezekerde loopt langs de waterlijn. De ankerman of vrouw loopt halverwege de kruin wat schuin achter de gezekerde.
Bij de inspectie van kunstwerken is het aanlijnen ook verplicht.
Achterland
Het achterland is het gebied aansluitend op de binnenteen van de dijk. Dit houdt in dat de teen- en dijksloot tot het achter-land behoren.
Afschuiving
Bij afschuiving zakt een deel van de dijk door het eigen gewicht onderuit. Het betreft altijd een combinatie van een verticale en een horizontale verplaatsing.
(zie ook hellingsproces)
Beheersmaatregel
Met een beheersmaatregel wordt beoogd een zwakke plek te beschermen en zó eventuele schade aan de dijk te voorkomen.
Voorbeeld zijn een bekramming (dijkpleister) of het stilleggen van het vervoer.
Beschadiging
Een beschadiging houdt in houdt in dat de dijkbekleding dermate is verstoord dat de onderliggende lagen onbe-schermd zijn, waardoor de kans op dijkfalen bestaat.
(zie ook falen)
Bezwijken
Bezwijken wil zeggen dat de dijk fysiek één van haar dijkvlakken verliest maar nog steeds in staat is haar waterkerende functies te vervullen.
Falen kan het directe gevolg van bezwijken zijn, maar dat is niet altijd het geval.
(zie ook falen)
Binnenberm
De binnenberm is een binnen-dijkse uitbreiding van het dijk-lichaam om de dijk zelf te ver-stevigen en om de kwelweg te verlengen.
(zie ook kwelweg)
Binnendijks
Binnendijks is de omschrijving voor het gebied dat wordt gezien vanaf de kruin kijkend naar de weilanden, wegen en bebouwing.
Binnenkruin
De binnenkruin is de circa 0,5 meter brede, gekromde strook van grond, gelegen tussen de kruin en het binnentalud.
Binnenschouw
De binnenschouw is de schouw waarbij één dijkwachter halverwege het binnentalud, dan wel langs de insteek binnenberm loopt. De andere dijkwachter loopt aan de teen van de dijk en inspecteert de teen- of dijksloot.
Binnentalud
Het binnentalud is dat deel van de waterkering dat grenst aan het te beschermen achterland.
Bij het aanbrengen van een binnenberm wordt het binnen-talud korter.
Binnenteen
De binnenteen is de plek waar de binnenberm en bij het ontbreken daarvan het binnen-talud met een knik overgaat in het achterland. De andere, wat langere naam is insteek binnenteen.
Buitenberm
De buitenberm is een buiten-dijkse uitbreiding van het dijklichaam om de dijk zelf te verstevigen en om de kwelweg te verlengen. De buitenberm wordt toegepast als de ruimte voor een binnenberm beperkt is.
(zie ook kwelweg)
Buitendijks
Buitenendijks is de omschrijving voor het gebied dat wordt gezien vanaf de kruin kijkend naar de uiterwaarden, het water in het algemeen en de rivier in het bijzonder.
Buitenkruin
De buitenkruin is de circa 0,5 meter brede, gekromde strook van grond, gelegen tussen het buitentalud en de kruin.
Buitenschouw
De buitenschouw is de schouw waarbij één dijkwachter halverwege het binnentalud, dan wel langs de insteek binnenberm loopt. De andere dijkwachter loopt aan de teen van de dijk en inspecteert de teen- of dijksloot. 
Buitentalud
Het buitentalud is dat deel van de waterkering dat direct dan wel met een buitenberm grenst aan de vooroever en uiteindelijk aan het water.
Buitenteen
De buitenteen is de plek waar de buitenberm en bij het ontbreken daarvan het buiten-talud met een knik overgaat in het voorland.

Coupure
Een coupure is een afsluitbare onderbreking van de water-kering ten behoeve van het verkeer.
Dijkbasis
De dijkbasis is de afstand tussen de buitenteen en de binnenteen. De dijkbasis is aanwijzing voor de lengte van de kwelweg.
(zie ook kwelweg)
Dijkmeubilair
Dijkmeubilair is de verzamel-naam voor hetgeen aan de dijk wordt toegevoegd zoals bankjes, hectometerpaaljtes, informatie-borden, picknickplaatsen, verlichting, wegwijzers, etc.
Dijksloot
De sloot 2 meter of verder van de teen van de dijk wordt de dijksloot genoemd.
(zie ook teensloot)
Drainageberm
De drainageberm is een plat stuk berm gelegen tussen de teen van de dijk en de dijksloot.
Deze 'luchtige' berm maakt het voor de dijk mogelijk om water uit te ademen. Daarmee daalt de waterspanning in de dijk.
Drainagesloot
In de dranaigeberm liggen één of meer sloten (greppels) om het water uit de dijk op te vangen en te leiden naar de dijksloot.
Erosie
Erosie wil zeggen de verwering en slijtage van materialen zoals steen en gras onder invloed van golfslag, (lucht)verontreiniging, stromend water, wind en zon.
Falen
Falen (dijkfalen) wil zeggen dat de dijk één of meer functies heeft verloren waardoor de dijk als geheel niet langer aan het primaire ontwerpcriterium van waterkeren voldoet.
Graverij
Onder graverij wordt verstaan dat de grasmat en de onder-liggende teelaarde is open gemaakt waarmee de kans bestaat op inwateren en erosie.
Hellingsproces
Een berg rotsbokken, stenen, of zand zakt onder invloed van de wisselende weeromstandig-heden en trillingen langzaam onderuit en is op een gegeven moment zelfs vlak. In dat proces van verval worden verschillende fasen onderscheiden waar-onder erosie, uitspoeling, kruip en afschuiving.
(zie ook bezwijken)
Indringen
Indringen wil zeggen dat het water na langdurige regen, overloop of overslag naar bin-nen dringt en daarmee de klei-laag week maakt.
(zie ook verweking)
Inklinken
Inklinken is het proces van volumevermindering door ver-droging dan wel het onttrekken van grondwater.
Inspectiezone
De inspectiezone is het gebied dat door de dijkwachters geschouwd moet worden op beschadiging, uittredend en overstromend water, nood-maatregelen etc. Dat gebied kan door kwel zo'n 200 meter diep in het achterland liggen.
Instabiliteit
Bij instabiliteit zijn de krachten op de dijk ten gevolge van het gewicht én de krachten op de dijk door water en wind nog net in evenwicht met de krachten die de dijk bij elkaar houden. Een verstoring van dat even-wicht leidt tot falen of bezwijken.
(zie ook falen en bezwijken)
Insteek binnenberm
De insteek van de binnenberm is vanaf de kruin gezien de plek waar het binnentalud met een knik overgaat in de binnenberm.
Kruin
De kruin is de afgeplatte top van de dijk. De kruin wordt ten behoeve van het verkeer vaak voorzien van asfalt, een fietspad of graskeien.
(zie ook binnenkruin
(zie ook buitenkruin)
Kruisbuis
De kruisbuis is een open-gezaagde PVC-buis die over het prikkeldraad gelegd wordt om bij het klimmen de benen en het kruis te vrijwaren van wonden en schrammen.
Kunstwerk
Een kunstwerk is een construc
tie of installatie die één of meer functies van het waterbeheer vervult.
Voorbeelden zijn coupures, gemalen, kleppen, keerwanden en sluizen.
Kwel
Kwel is buitendijks water dat over een zeker oppervlak bin-nendijks niet, dan wel nauwelijks zichtbaar uitstroomt.
Kwelweg
De kwelweg is de afstand die buitendijks water onder de waterkering door aflegt om vervolgens binnendijks uit te stromen. De binnenberm en de drainageberm dragen bij aan het verlengen van de kwelweg.
(zie ook drainageberm)
Melden
Onder melden wordt verstaan dat de dijkwachter hetgeen is onderzocht en is vastgesteld in vaste volgorde doorgeeft aan de dijkpost-coördinator.
MHW
De afkorting MHW staat voor Maatgevende HoogWaterstand.
Deze waterstand is verbonden aan het in wetten vastgelegde ontwerppeil.
(zie ook ontwerppeil)
Monitoren
Monitoren betekent dat de dijkwachter nagaat of de noodmaatregel dan wel het kunstwerk intact is en volgens specificaties functioneert.
Noodmaatregel
Een noodmaatregel wordt getroffen nadat een incident zich voordoet.
Voorbeelden zijn het opkisten van een wel of het aanbrengen van een steunberm.
Ontwerppeil
Het ontwerppeil is de berekende verplichte hoogte van de dijk om de bewoners en het achter-land te beschermen tegen extreem hoog buitenwater én windopzet.
(zie ook windopzet)
Overhoogte
De overhoogte van de dijk is de verhoging van de dijk bovenop de waakhoogte om onvoorziene effecten zoals zetting in de ondergrond op te vangen.
Overloop
Bij overloop stroomt het water door de hoge waterstand over de kruin en het binnentalud het binnendijkse gebied in.
Overslag
Bij overslag wordt het water met tussenpozen door de combi-natie van golven en wind over de dijk geslagen.
Patrouille
De patrouille bestaat uit twee of meer dijkwachters. Zij dragen herkenbare bedrijfskleding, zijn voorzien van persoonlijke be-schermingsmiddelen en de benodigde hulpmaterialen .
Piping
Bij piping stroomt buitendijks-water door een buisvormig kanaaltje naar het achterland en treedt daar in de vorm van een wel naar buiten.
Piping is derhalve een vorm van onderloopsheid.
Prikstok
De prikstok is een hulpmiddel om verweking vast te stellen en om de lengte, breedte of diepte op te meten. Daarnaast is de prikstok handig voor het even-wicht bij het lopen op de dijk.
(zie ook deze video)
Rapporteren
Rapporten houdt in dat de dijkwachter observaties door-geeft die buiten het proces van dijkbewaking vallen.
Rodolm
Rodolm is ijzerhoudend rood water dat uit de ondergrond wordt meegevoerd, aan de oppervlakte een organische verbinding aangaat en zo een parelmoerachtig vlies vormt.
Scheur
Een scheur inde dijk ontstaat door droogte, afschuiving of groot mechanisch geweld.
Scheuren worden onderver-deeld in lengtescheuren, dwars-scheuren en craquelé.
(zie ook afschuiving)
Steunberm
Een steunberm wordt als nood-maatregel aangebracht om een dijk tijdelijk te stabiliseren.
(zie ook noodmaatregelen)
Teensloot
De sloot tot 2 meter grenzend aan de teen van de dijk wordt de teensloot genoemd.
(zie ook dijksloot)
Uitbuiking
Een uitbuiking is een lokale afschuiving (uitstulping) aan de dijkzijde van de teensloot.
Deze afschuiving ontstaat door het uitzakken van de dijk. De langzaam verplaatsende grond drukt geleidelijk de sloot dicht.
(zie ook hellingsproces)
Uittreden
Onder uittreden wordt verstaan dat het grondwater op een niet daartoe ingerichte plek aan de oppervlakte komt.
Vervorming
Bij vervorming wordt een deel van het dijklichaam door krachten in de dijk verplaatst. Dat resulteert in bulten, holle dijkvlakken en uitstulpingen.
Verweking
Verweking wil zeggen dat het binnendringende water de ruimte tussen de klei- en zandkorrels vult waardoor deze korrels soepel langs elkaar heen glijden. Dit alles leidt tot verlies aan sterkte van de dijk.
Verzakking
Een verzakking is een horizon-tale bodemdaling veroorzaakt door inklinking of door het wegspoelen van zand.
Voorland
Het voorland is het brede gebied tussen de bodem van de rivier en de buitenteen.
Het zichtbare deel staat bekend als uiterwaarden.
Vooroever
De vooroever is dat deel van het buitentalud dat normaal gesproken onderwater staat.
Waakhoogte
De waakhoogte is de verhoging van de dijk ten opzicht van het ontwerppeil ten einde bescher-ming te bieden bij golfoverslag.
Voor de meeste dijken bedraagt de waakhoogte 60 cm.
(zie ook ontwerppeil)
Waarnemen
Waarnemen is het verzamelen van informatie door middel van de zintuigen voor kijken, luis-teren, proeven en voelen.
Het gebruik van hulpmiddelen zoals de prikstok, de stethos-coop en de verrekijker is toegestaan.
Waterblaar
Een waterblaar ontstaat als uittredend water onder de grasmat niet kan ontsnappen. De druk van het water duwt de grasmat omhoog. Aldus ont-staat een blaar (opbolling) die bij toenemende druk openbarst.
Waterkering
Een waterkering is een natuur-lijke of kunstmatige verhoging in het landschap om het achter-liggende gebied met inbegrip van mensen en activiteiten te beschermen tegen de gevolgen van een overstroming.
Wel
Wel is water dat geconcentreerd in de vorm van een stroom of straal uit de ondergrond naar buiten treedt. Bij gebrek aan tegendruk is de teen- of dijk-sloot dé plek van uitstromen.
Een wel kan daarbij zand uit de ondergrond mee voeren.
Windopzet
Windopzet is de tijdelijke en lokale verhoging van de water-stand door water dat door de wind wordt opgestuwd. Windopzet speelt een rol bij harde wind en grote water-oppervlaktes.
Zetting
Zetting is een proces waarbij de holtes (poriën) tussen de klei- en zandkorrels onder druk van de belasting worden dichtgedrukt.