Dijkbewaking

Dijkbewaking
 Verschillende processen en acties op de dijk

Het bewaken van dijken kent drie processen:        - koude dijkbewaking
            - warme dijkbewaking
            - monitoring

Daarnaast is op deze pagina aandacht voor:       - patrouilleren op de dijk
     - dijkdiscipline


 De waterkeringbeheerder controleert of   de aannemer de oever heeft hersteld.
 
Koude dijkbewaking

Rijkswaterstaat en de Waterschappen werken collegiaal samen het aanleggen en onderhouden van dijken. Elk voor- en najaar schouwen de waterkeringbeheerders van het Waterschap de dijken. Zij kijken of de aannemer de eerdere schade heeft hersteld, of gras, struiken en bomen volgens afspraak zijn gesnoeid en noteren nieuwe actie-punten. Dit wordt in vaktermen de koude dijkbewaking genoemd. 

Als de grote rivieren veel water afvoeren of bij langdurige grote regenval wordt volgens protocol de organisatie van de dijkbewaking opgeschaald. De inspectie van de dijk wordt intensiever. De volgende drie niveaus van dijkbewaking worden onderscheiden: waarschuwingspeil, grenspeil en alarmeringspeil. Met modellen wordt vooruit gekeken hoe de waterstand zich zal ontwikkelen. In dat model spelen veel omstandigheden een rol zoals de tijd van het jaar, de te verwachten hoeveelheid extra water, de windkracht en de windrichting, de actuele stand van zaken op de dijken, de capaciteit om in te grijpen etc. Zeg maar gerust een grootschalige risico-analyse.


Warme dijkbewaking

Op een zekere moment passeert de som van alle risico's de grens. Dan is vervolgens sprake van warme dijkbe-waking. Het waterschap stelt de permanente observatie van de dijk in werking. De dijkwachters worden eerst geïnformeerd en daarna door hun postcoördinator gemobiliseerd. En als de situatie volgens het landelijke protocol kritiek is, worden de vrijwillige dijkwachters ingezet voor de 24 uurs bewaking van de dijk.

Bij het melden van het incident worden zeven schade-categorieën gehanteerd te weten: beschadiging, kunstwerken, drijvende objecten, overloop en overslag, scheuren, vervorming en uittredend water

Het melden van een incident heeft 4 stappen
Stap 1.   Waarnemen 
Stap 2.  Herkennen
Stap 3.  Meten en beschrijven
Stap 4.  Vastleggen

Stap 1:  Waarnemen
De inspecteurs en bij crisis de dijkwachters zijn de zintuigen van de dijk: kijken naar de vorm en de beschadigingen, kijken naar naderend gevaar zoals drijfvuil, luisteren naar stromend water in een klep en voelen de weerstand bij het prikken in de grond.  

Stap 2:   Herkennen
De eerste vraag is om wat voor soort incident het gaat. De tweede vraag is tot welke categorie hoort het incident. Belangrijk, want aan elke categorie is een format verbon-den om het incident vast te leggen. 

Stap 3:   Meten en beschrijven
Voor de correcte en volledige melding van een incident is per categorie een set vragen opgesteld. Deze vragen zijn noodzakelijk om het incident objectief en volledig te beschrijven. 
De volgorde van de vragen is als volgt: 
-  wie rapporteert het incident?
-  waar is de schade (plaats, tijd)?
-  wat is de aard van het incident?
-  wat is de omvang van het incident?
Daarmee is het schadebeeld vastgelegd. 

Opmerking
Het is niet aan de dijkwachter om aan te geven of een incident belangrijk is, wat de gevolgen kunnen zijn etc. 
De taak is vaststellen en objectief verslag doen.  

Stap 4:   Melden
Het incident wordt door de dijkwachter volgens protocol gemeld aan de dijkpostcoördinator. Daarbij worden alle gegevens van het incident mondeling doorgegeven of digitaal doorgestuurd. 
De dijkpostcoördinator of het digitale systeem geeft aan of de melding wel of niet volledig is. 
De dijkwachter vervolgt de patrouille nadat de dijkpost-coördinator of het digitale systeem aangeeft dat de melding is voltooid. 

 De dijkwachter controleert of de mat       aansluit op het gras.
Monitoring
Als een incident beschreven en aangemeld is en de (nood)maatregelen zijn genomen, is de status van het incident veranderd. Met andere woorden: het incident maakt deel uit van de dijk. Nieuwe melding van de locatie, de aard en de omvang is dan ook niet nodig.

Wel is het zaak de (nood)maatregel zelf te monitoren (volgen) omdat veranderingen optreden bijvoorbeeld:
- bij een bekramming is een beschadiging zichtbaar
- bij een opgekiste wel zijn zandzakken verschoven
- door diefstal zijn materialen verdwenen.

Daarbij geldt de huisregel dat zelfs bij een klein probleem de dijkwachter volstaat met de melding en niet in actie komt om het probleem zelf op te lossen.  


Patrouilleren op de dijk
Niemand gaat zomaar de dijk op. De dijkwachter krijgt bij een oefening, training of inzet op de dijk altijd de oproep van het waterschap.  Alles gaat daarna via protocol en instructie. De volgende punten worden toegelicht:
- het briefen van de patrouille;
- het schouwen van de dijk;
- het vaststellen van de locatie;
- het melden van het incident;
- het debriefen van de patrouille.

Het starten en afsluiten van de patrouille zijn momenten met een formeel karakter. De dijkpostcoördinator vraagt voordat de schouwen van de dijk begint of de dijkwachter mentaal en fysiek in staat zijn de schouw te volbrengen. Daarna volgen inventariserende vragen over het protocol van waarnemen tot hulpmiddelen, over communicatie-middelen, en beschermingsmiddelen. Daarna geeft de dijkpostcoördinator actuele informatie over de weers- verwachting en de waterhoogtes,  bijzonderheden op het dijkvak en aandachtspunten voor de schouw zelf. Als deze checklist* afgehandeld is, kan de schouw beginnen. 

Het schouwen van de dijk 
Het schouwen van de dijk kan op verschillende manieren en met verschillende hulpmiddelen worden uitgevoerd. Bij grasdijken prevaleert het om de schouw lopend uit te voeren. Bij lange asfaltdijken kan de schouw onder condities ook per auto worden uitgevoerd. 
Bij de lopende schouw worden twee varianten onder-scheiden. Bij de heenschouw loopt één dijkwachter op de kruin en de andere dijkwachter op het buitentalud. Dit staat ook bekend als de buitenschouw. Bij de terug-schouw loopt de ene dijkwachter halverwege het binnentalud en neemt de andere dijkwachter de rand van de inspectiezone (meestal de teen- of dijksloot) voor zijn of haar rekening. Dit staat bekend als de binnenschouw. 
 

Het bepalen van de positie 
Nederland is verdeeld in waterschappen en vervolgens in dijkringen met dijkvakken. Op de dijk zijn om de 200 meter hectometerpaaltjes geplaatst met vermelding van het dijkringnummer. In stedelijk gebied zijn deze bordjes niet aanwezig. Gelukkig heeft de dijkwachter ook de beschik-king over stafkaarten waarop de dijk is ingekleurd en de hectometerpaaltjes en kunstwerken zijn ingetekend. 

De locatie die gemeld moet worden ligt zelden precies ter hoogte van het hectometerpaaltje. De landelijke regel is dat de locatie stroomafwaarts wordt beschreven. Dat wil zeggen eerst komt het hectometerpaaltje en dan de meters die stroomafwaarts geteld moeten worden. 
Landelijk zijn ook afspraken gemaakt over de naam van de verschillende dijkvlakken zoals het talud, de kruin en de berm en specifieke punten zoals de insteek en de teen. Daarbij geldt dat de kruin, de insteek en de teen als referentielijnen gelden voor de afstand ‘ten opzichte van’ waarbij gemeten wordt van hoog naar laag.  

Het melden van een incident
De melding van een incident aan de dijkpostcoördinator start met de naam van de dijkwachter, het tijdstip, de locatie en positie, het schadebeeld en eindigt met een gestructureerde beschrijving van de aard en omvang van het incident. 
In de praktijk is de volgorde anders. De patrouille stuit op een incident, bepaalt het schadebeeld en gaat na of er in de nabijheid nog meer schade is. Daarna wordt de schade gemeten dan wel benoemd en verwerkt in een gestructureerde beschrijving. Dat kan een forumlier zijn, maar ook een app op een tablet. Dan als laatste de locatie op de dijk en de positie op het dijkvlak vast stellen om vervolgens tot de melding over te gaan. Geen punt, zolang de melding volgens protocol geschiedt en inhoudelijk juist en volledig is. 

Het debriefen van de patrouille
Aan het einde van de schouw meldt de patrouille zich bij de dijkpostcoördinator met de vraag of de meldingen allemaal verwerkt zijn, of er nog vragen openstaan en of aanvullende acties nodig zijn. Zo niet, dan worden de hulp- en communicatiemiddelen schoon en droog teruggelegd en verklaart de dijkpostcoördinator dat de patrouille afgesloten is. Tijd voor de bal gehakt. 

 Briefen van verschillende patrouilles

 KK

 LL

 Werken met stafkaarten

 Hoort erbij: een stevige gehaktbal


 Het uniform: de gele dijkwachtersjas
Betrouwbaar hulpmiddel: de portofoon 
 De kist met hulpmiddelen  
Wandelaars bevragen de dijkwachter
  (beeld volgt)
Dijkdiscipline

De dijkwachter is door z'n uniform een herkenbare vrijwilliger. Bij een training, een oefening of bij een oproep voor het schouwen van de dijk bij hoog buitenwater brengt dat verplichtingen en verantwoorde-lijkheden met zich mee. Het gaat om kleine én om grote afspraken, samengebracht in het wat vreemde woord dijkdiscipline. Lees maar even mee.   

De gele jas 
Het waterschap verstrekt de gele jas in bruikleen aan de dijkwachter. Deze jas mag alleen ten tijde van de training, oefening, excursie en bij het schouwen van de dijk bij hoog buitenwater worden gedragen.
De dijkwachter in gele jas maakt aan de buitenwereld zichtbaar dat hier een functionaris bezig is met de veiligheid. 
In je gele jas ben je het verlengstuk van de professionele organisatie. Echter, als er geen sprake is van hoog buitenwater zoals bij een oefening,  kan je opvallende aanwezigheid emoties, vragen maar ook argwaan en weerstand oproepen. Hou daar dus rekening mee.

De portofoon
De dijkpostcoördinator verstrekt bij aanvang van de schouw een portofoon aan de patrouille. Elk lid van de patrouille wordt geacht het toestel alleen te gebruiken voor contact met het waterschap. Het spreekt voor zich dat onwelvoeglijk taalgebruik niet is toegestaan. 

De dril
Een schademelding wordt zakelijk, dus volgens protocol en instructie uitgevoerd. Om daartoe te komen moet de patrouille bij een incident eerst een serie vastgestelde vragen doorlopen. Vragen zoals de plaats op de dijk, het dijkvlak, het schadebeeld, de afmetingen etc. Het door-lopen van deze vragen wordt de dril genoemd. 
De dijkwachter wordt geacht na de eerste training deze drils te kennen en toe te passen bij de waarneming en de uiteindelijke melding.

Smartphone
Het waterschap gaat ervan uit dat elke dijkwachter een smartphone heeft. En het waterschap gaat ervan uit dat een dijkwachter ten tijde van gevaar op alle denkbare manieren bereikbaar moet en wil zijn. Tegen die achtergrond worden er geen beperkingen aan het gebruik van de smartphone opgelegd. Wel wordt het dringende verzoek gedaan de smartphone kritisch, bijvoorbeeld alleen bij calamiteiten en voor het maken van relevante foto's te gebruiken.

Hulpmiddelen
Het waterschap verstrekt aan de patrouille hulpmiddelen zoals de duimstok, de prikstok, de stafkaarten, de zak-lantaarn en het aanlijntouw. Het waterschap gaat uit van normaal gebruik en vraagt alle dijkwachters om de hulpmiddelen vóór de debriefing te reinigen, te drogen en in orde te maken zodat de volgende patrouille direct van start kan gaan. 

Ongeval
Een greppel, nat gras, een kuil of een steen, een losse plank of prikkeldraad. Elke dijkwachter kan bij een patrouille iets overkomen. De basisegel is: neem bij een ongeval geen enkel risico en blijf bij elkaar, bepaal je positie en vraag via de portofoon om hulp. Maar het kan erger zijn zoals bij hartfalen en bewusteloosheid. Dán geldt hetzelfde, bel dan wel eerst 112 en informeer daarna de dijkpostcoördinator. 

Contact met de burgers
Je kan in je gele jas worden aangesproken. Ja, er kunnen vragen aan je worden gesteld worden. Géén antwoord geven en je beroepen op het bijzondere dienstverband van vrijwilliger heeft geen zin: je bent immers in functie. 
Het advies is om bij vragen en opmerkingen aan te geven dat je vrijwilliger bent, dat je het werk van waarnemer met plezier doet en dat je eenieder aanbeveelt zich aan te melden voor het werk van dijkwachter. 
Verwijs bij technische of zakelijke vragen over bijvoor-beeld de dijk, de veiligheid, overlast of de waterschaps-belasting naar het hoofdkantoor van het waterschap. Ga het gesprek niet uit de weg, wees duidelijk, altijd vriendelijk én ga niet de discussie aan. 

Share by: